De Tweede Wereldoorlog blijft een collectief trauma dat nog altijd doorleeft in onze samenleving. De meeste Nederlanders kennen de oorlogsverhalen alleen uit boeken en films, want de mensen die vanuit hun eigen ervaringen kunnen vertellen, zijn bijna allemaal overleden.
Vanwege het trauma hebben veel van hen tijdens hun leven niet willen of kunnen vertellen. De herinneringen waren te pijnlijk. Om die reden was de oorlog in veel families een taboe. Daardoor bleven de jongere generaties achter met een hoop vraagtekens.
Ook in onze familie werd niet gesproken over de oorlog. Als kind was ik nieuwsgierig naar de ervaringen van mijn eigen opa en oma. Maar toen ik daar een keer bij hen naar vroeg, keek mijn opa getergd weg en wuifde het gesprek met een ferme handbeweging van tafel. Het was me duidelijk dat ik daar nooit meer naar mocht vragen.
Nooit heeft mijn opa één woord met me willen delen over zijn oorlogservaringen. Ik weet dat hij in het centrum van Rotterdam zo’n beetje op de brandgrens woonde dus hij moet het bombardement van dichtbij hebben meegemaakt. Maar ik weet niet wat hij met zijn ogen heeft gezien of wie hij wellicht is verloren. Hij was een gezonde man van begin twintig dus hij zal waarschijnlijk dwangarbeid in Duitsland hebben moeten doen. Ik weet niet of dat zo is. Ik weet alleen dat hij na de oorlog nooit meer een Duits product heeft willen kopen.
Op 2 januari zou een deel van de vragen van nakomelingen beantwoord worden. Op die dag zou het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, het CABR, na zeventig jaar openbaar worden gemaakt. Dat archief bevat 3,8 kilometer aan dossiers over Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog zijn onderzocht vanwege een verdenking van samenwerken met de Duitsers.
De dossiers zijn op het allerlaatste moment toch niet online gekomen, maar op oorlogvoorderechter.nl kun je wel zien welke namen erin voorkomen.
In dit zogenaamde ’verradersarchief’ zitten veel meer namen dan alleen die van verraders. Van de 425 duizend namen, zijn 150 duizend personen bestraft en twee derde van hen is dat dus niet. Zonder de inhoud van het dossier te kennen, weet je eigenlijk nog niks. Als je dat wil dan zul je een afspraak moeten maken om het dossier in te zien.
Nieuwsgierig als ik ben, typte ik op 2 januari de familienamen van mijn opa en oma in. Ik vond niets interessants. Daarentegen hadden nakomelingen van Joodse oorlogsslachtoffers en verzetshelden, wel beet. Het Nationaal Archief verklaarde dat de namen van getuigen en slachtoffers die in het dossier van een dader zijn vermeld, ook naar boven komen. Verwarring alom. Logisch dat de aanvragen om de dossiers in te zien in grote getale binnenstroomden. Binnen een dag was het vanwege de enorme drukte al niet meer mogelijk om zo’n afspraak te maken. Tot zover de hoop op de langverwachte antwoorden.
Deze column is op 8 jan 2025 gepubliceerd in het Noordhollands Dagblad, Leidsch Dagblad, de Gooi- en Eemlander, Haarlems Dagblad en IJmuider Courant.